Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [29]Maar is Hij tegen [30]iemand, wie zal dan Hem afkeren? Wat [31]Zijn ziel begeert, dat zal Hij doen. 29. Alsof hij zeide: Ofschoon ik een goede conscientie heb, nochtans dewijl het Hem belieft mij aldus te bezoeken, wie kan er tegen? wie zal daarover rekenschap van Hem eisen? Zie boven, hfdst.9 vs.12, en hfdst.11 vs.10; Rom.9:19. 30. Hebreeuws, enen. Of, gelijk sommigen, heeft Hij enig ding voor. 31. Dat is, Hij zelf; te weten God. Alzo Lev.26:30; Jes.1:14.